Meldcodes
Protocol Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling
Doel
Dit protocol geeft richtlijnen voor de signalering en hoe te handelen bij (een vermoeden van) huiselijk geweld en kindermishandeling. Het is onder meer een stappenplan om het geheim van geweld te doorbreken en gaat uit van een beroepshouding waartoe signalering van huiselijk geweld en kindermishandeling behoort. Het protocol biedt zowel bescherming, als houvast als duidelijkheid en stimuleert professioneel handelen. Het protocol maakt de begeleider duidelijk wat er van hem wordt verwacht bij signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling en hoe hij op een verantwoorde wijze komt tot een besluit over het al dan niet doen van een melding.
Definities
Onderstaande definities van kindermishandeling en huiselijk geweld worden gehanteerd binnen dit protocol:
Kindermishandeling: ‘Elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel’.
Huiselijk geweld: ‘Lichamelijk, geestelijk of seksueel geweld of bedreiging daarmee door iemand uit de huiselijke kring’.
Reikwijdte
Het protocol heeft betrekking op de relatie tussen pleger en slachtoffer. Hierbij kan de cliënt zowel slachtoffer, als getuige of pleger zijn. Geweld gepleegd door een begeleider ten opzichte van een cliënt valt buiten het bereik van de meldcode.
Toepassing
Dit protocol moet worden toegepast bij elk vermoeden of signaal dat duidt of kán duiden op huiselijk geweld en kindermishandeling bij een cliënt van KAM. Bij vaststelling van huiselijk geweld en kindermishandeling wordt deze uiteraard ook toegepast.
Afhandeling en verantwoordelijkheid
KAM en de ZZP-ers zijn allen verantwoordelijk zorgvuldig om te gaan met de uitvoering van het protocol. Bovendien kunnen zij een beroep doen op het opgebouwde netwerk aan professionals (waarbij anonimiteit van de cliënt essentieel is). Onderstaande stappenplan gaat in op het proces vanaf het moment dat er signalen zijn. Het signaleren heeft in het model zelf geen plaats- daar het wordt gezien als een belangrijk onderdeel van de beroepshouding van de begeleiders. Het is een grondhouding die in ieder contact met cliënten wordt verondersteld. Onderstaande stappen moeten allemaal doorlopen worden door de begeleider waar de volgorde en het aantal herhalingen van stappen niet dwingend is. Wél is het belangrijk dat, voordat de begeleider besluit een melding te doen, alle stappen doorlopen zijn.
Elke begeleider binnen KAM is verantwoordelijk voor zijn/ haar eigen cliënt. Echter moet er altijd worden geschakeld met Kenneth Macnack indien er een vermoeden ontstaat.
Stappenplan
Tijdens elke stap geldt er dat er altijd contact kan worden opgenomen met Veilig Thuis ; het advies en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling. De medewerkers kunnen ook adviseren over de te zetten stappen en over het voeren van gesprekken met cliënten over de signalen. Deze gesprekken met Veilig Thuis vinden plaats op basis van anonieme cliëntgegevens waardoor de beroepscode niet verbroken wordt.
Indien er besloten wordt over te gaan op melden, neemt Veilig Thuis de zaak over: zij zijn bevoegd onderzoek te doen en zij kunnen informatie opvragen bij betrokken instanties en organisaties. Daarnaast houden zij de melders op de hoogte van de uitkomsten.
Soms ontstaan er risico’s voor kinderen door de situatie waarin hun ouder(s) verkeren. Deze ‘oudersignalen’ kunnen alleen worden opgepakt als je als begeleider weet dat de cliënt kinderen heeft die afhankelijk zijn. Daarom is de kind check verplicht bij bepaalde volwassen cliënten. Indien je cliënten begeleid die in lichamelijke of geestelijke conditie of in andere omstandigheden verkeren die een risico kunnen vormen voor de veiligheid of de ontwikkeling van de kinderen die van hen afhankelijk zijn. In dat geval moet je als begeleider het aantal en de leeftijd van deze kinderen vastleggen. Ook moet je beschrijven of de cliënt alleen de zorg heeft voor zijn kinderen of dat zijn partner of anderen deze zorg delen.
Indien de cliënt een mogelijk risico vormt voor de veiligheid of ontwikkeling van de kinderen, of hier twijfel over is bij jou als begeleider- moeten de stappen van de meldcode gevolgd worden. Hier is de uitvoering van de volgende onderdelen bij de stappen extra van belang:
Bij stap 1: Vastleggen van ‘oudersignalen’ die de aanleiding geven tot twijfels over de veiligheid of de gezonde ontwikkeling van de kinderen.
Bij stap 3: Je moet hier een gesprek voeren met de cliënt over de signalen die mogelijkerwijs een risico vormen voor de ontwikkeling of de veiligheid van het kind.
Bij stap 5: Indien je besluit om over te gaan op het doen van een melding in verband met de oudersignalen, mag je geen uitspraak doen over de feitelijke situatie waarin de kinderen zich bevinden. Wat je wel mag melden is dat de lichamelijke of geestelijke conditie en/of situatie waarin jouw volwassen cliënt zich bevindt, een risico vormt voor de veiligheid of voor de ontwikkeling van diens kinderen en dat je daarom meent dat nader onderzoek van Veilig Thuis noodzakelijk is naar de feitelijke situatie waarin de kinderen zich bevinden.
Bij specifieke vormen van geweld, zoals bij vrouwelijk genitale verminking, huwelijksdwang, seksueel geweld en eergerelateerd geweld, moeten de stappen nader worden ingekleurd omdat er dan een andere aanpak nodig kan zijn. Voor meer informatie over deze specifieke vormen wordt er verwezen naar:
– Het standpunt preventie van vrouwelijke genitale verminking door de Jeugdgezondheidszorg van het RIVM.
– Het handelingsprotocol VGV bij minderjarigen van Pharos
– De publicatie De meldcode bij (vermoedens van) eergerelateerd geweld (Movisie)
Stap 1: Het in kaart brengen van signalen
Indien een je signalen opvangt van huiselijk geweld of kindermishandeling moet je deze signalen in kaart brengen. Dit gebeurt in je persoonlijke cliëntenaantekeningen waarin je de vermoedens vastlegt. Het is zaak hier feiten en signalen goed uit elkaar te houden en om de status van hypothesen en veronderstellingen te vermelden. Bovendien moet ook de bron genoteerd worden als er informatie wordt vastgelegd die afkomstig is van een ander.
Stap 2: Collegiale consultatie en zo nodig raadplegen van Veilig Thuis of een deskundige op het terrein van letselduiding
De tweede stap is het overleg over de signalen. Om de eerder in kaart gebrachte signalen goed te duiden, is overleg met een deskundige collega noodzakelijk. Je moet altijd contact opnemen met Kenneth in deze situaties, daarbij kan je een intervisiebijeenkomst organiseren (hier moeten cliëntgegevens anoniem blijven). Bovendien kan je zoals eerder beschreven contact opnemen met Veilig Thuis op basis van anonieme cliëntgegevens. In de gevallen waarin er behoefte bestaat aan meer duidelijkheid over (aard en oorzaak) van letsel kan de vertrouwensarts van Veilig Thuis, of een forensisch geneeskunde om advies worden gevraagd.
Stap 3: Gesprek met de cliënt
Na collegiaal overleg en eventuele gesprekken met Veilig Thuis volgt het gesprek met de cliënt. Je moet proberen dit zo snel mogelijk te realiseren. Soms zal het vermoeden door het gesprek worden weggenomen in dat geval zijn het ondernemen van de volgende stappen niet nodig. Indien de zorgen niet worden weggenomen is het zaak deze wél te ondernemen. Als je vragen hebt of ondersteuning behoeft kan je als begeleider altijd advies vragen aan Kenneth Macnack, wie ook kan aansluiten bij het gesprek- en collega’s uit het netwerk (intervisiegroep). Indien dit in de intervisiegroep wordt besproken moeten cliëntgegevens altijd anoniem blijven.
Tijdens het gesprek moet je ervoor zorgen dat je duidelijke uitleg geeft over het doel van het gesprek. Daarbij moet je de signalen bespreken, waarbij de feiten die zijn vastgesteld besproken worden, alsook de gedane waarnemingen. Nodig hierbij de cliënt uit om hierop te reageren, waarna je hiervan een interpretatie geeft. Zorg ervoor dat je het gesprek echt goed aangaat.
Er bestaan een aantal bijzondere situaties binnen deze stap:
– Geen gesprek met de cliënt: het gaat hier om uitzonderlijke situaties waarin er concrete aanwijzingen zijn dat door het voeren van het gesprek de veiligheid van de betrokkenen in het geding zou kunnen komen.
– Gesprek met kinderen: Als een cliënt nog jong is, is het ook van belang dat je het gesprek aangaat- tenzij het vanwege jeugdige leeftijd niet mogelijk is of te belastend is. Hier beoordeel je zelf over (desnoods in overleg met collega’s).
– Gesprek met de ouder(s): Normaal zal er, indien het om een minderjarige cliënt gaat, ook een gesprek over de signalen worden gevoerd met de ouder(s). Het kan ook achterwege blijven indien het een gevaar vormt voor het kind. Schat de situatie goed in en overleg met collega’s in deze gevallen.
Stap 4: Wegen van het geweld of de kindermishandeling
In deze stap is het belangrijk dat je de informatie van de vorige stappen weegt. Het is zaak hier een risico inschatting maakt, evenals de aard en ernst van dit geweld. Bij twijfel over risico’s over de vervolgstap moet altijd (opnieuw) advies worden gevraagd bij Veilig Thuis.
Het afwegingskader dat is ontwikkeld biedt jou een vijftal afwegingen die je ondersteunen om in een concrete situatie rond een cliënt te bepalen of een melding bij Veilig Thuis is aangewezen én of je zélf hulp kan bieden of organiseren. Het kader geeft een professionele norm weer voor situaties van (vermoedens van) huiselijk geweld en kindermishandeling. Stel jezelf als begeleider hierbij de volgende vragen:
1. Heb ik op basis van stappen 1 tot en met 4 van de meldcode een vermoeden van of is er sprake van huiselijk geweld en/of kindermishandeling?
Vraag je hierbij af of huiselijk geweld en/of kindermishandeling nog gaande is, of is er nog sprake van een vermoeden? Leg je bevindingen vast in het dossier.
Nee: Sluit af en leg dit vast in het dossier
Ja: Ga verder met afweging 2.
2. Schat ik op basis van stappen 1 tot en met 4 van de meldcode in dat er sprake is van (vermoedens van) acute onveiligheid en/of structurele onveiligheid?
Van acute onveiligheid is sprake indien iemand in direct fysiek gevaar verkeerd en diens veiligheid in de komende dagen niet gegarandeerd is. Je kan jezelf hierbij de volgende vragen stellen: verkeert iemand in direct (levens)gevaar; is er ernstig letsel met vermoeden dat dit is toegebracht; is er acute dreiging om zichzelf én een naaste ernstig letsel toe te brengen? Etc. Daarnaast kan er sprake zijn van structurele onveiligheid waarbij er herhalingen van onveilige situaties voorkomen. Ook hierbij zijn er een aantal vragen die je jezelf kan stellen: Is er sprake van eerder huiselijk geweld of kindermishandeling, is er gedurende enkele weken of langer sprake van geweld of andere onveilige situaties, is er sprake van psychische problematiek, etc.?
Nee: Ga door naar stap 5 (afwegingskader 3-5)
Ja: Je moet meteen een melding maken bij Veilig Thuis; hier doorloop je samen met hen afwegingen 3 tot en met 5.
Stap 5: Beslissen: is melden noodzakelijk en vervolgens is hulpverlening (ook) mogelijk?
Na de weging van de vorige stap kom je de beslissing of je wel of geen melding gaat maken. Hierbij zijn onderstaande afwegingen belangrijk om te doorlopen. Je vraagt je hierbij af of je zelf, gelet op je eigen competenties, verantwoordelijkheden en professionele grenzen, in voldoende mate effectieve hulp kan bieden of organiseren. Indien dit niet het geval is moet je een melding maken. Stel jezelf hierbij de volgende vragen:
3. Ben ik in staat effectieve hulp te bieden om dreiging van (toekomstig) huiselijk geweld en/of kindermishandeling af te wenden?
Vraag je je hier af of je binnen de mogelijkheden van je beroep , kennis en/of deskundigheid binnen KAM in staat bent om te handelen naar de onveilige situaties of vermoedens hiervan. Ben je in de mogelijkheid de slachtoffers in veiligheid te brengen en zijn er duidelijke afspraken te maken met de betrokkenen en is er voldoende zicht op gebeurtenissen uit het verleden, etc.
Nee: Maak een melding bij Veilig Thuis
Ja: Ga verder met afweging 4.
4. Aanvaarden de betrokkenen hulp om dreiging van (toekomstig) huiselijk geweld en/of kindermishandeling af te wenden en zijn zij bereid zich hiervoor in te zetten? Dus ben ik in staat om de hulp in samenwerking met de betrokkenen te bieden of organiseren?
Monitor hierbij of je eigen inzet tot beweging bij de betrokkenen leidt. Zijn de betrokkenen bereid en in staat om de voorgestelde hulp direct aan te gaan en hebben alle betrokkenen de focus op het stoppen van geweld en een herstel van (duurzame) veiligheid, etc.
Nee: Maak een melding bij Veilig Thuis
Ja: Ga aan de slag met het bieden van hulp en ga verder met afweging 5.
5. Leidt de hulp binnen de gewenste termijn tot de noodzakelijke resultaten ten aanzien van de veiligheid en/of het welzijn (herstel) van alle betrokkenen?
Als je hulp biedt en/of organiseert vraag jezelf dan continu af of het geweld stopt binnen het gewenste termijn, of dat iemand weer in herhaling valt. Monitor de problematieken en voortgang van de hulpverlening.
Nee: Maak (opnieuw) een melding bij Veilig Thuis
Ja: Sluit de hulpverlening af met afspraken over het volgen van toekomstige (on)veiligheid met betrokkenen en samenwerkingspartners.
Het doen van een melding
Indien je besluit een melding te doen moet je ervoor zorgen dat je zoveel mogelijk feiten en gebeurtenissen meldt die je hebt waargenomen. Indien je feiten en gebeurtenissen meldt die anderen hebben gezien of gehoord, moet je die ‘andere bron’ in de melding benoemen.
Als hoofdregel geldt dat je altijd contact zoekt met de cliënt over de melding waarbij je diegene vertelt wat je gaat doen en wat het doel van de melding is. Vraag je cliënt ook altijd om een reactie. Indien de cliënt te kennen geeft bezwaar te hebben tegen het maken van een melding moet je in gesprek met de cliënt en kijk je hoe je deze bezwaren tegemoet kan komen. Als de bezwaren overeind blijven maak je als begeleider een afweging: weeg de aangevoerde bezwaren van de cliënt op tegen de noodzaak om de cliënt te beschermen van het geweld of de mishandeling.
Als een cliënt jonger dan 12 jaar oud is, moet je het gesprek aangaan met de ouder(s) van de cliënt. Als de cliënt tussen de 12 en 16 jaar oud is, wordt het gesprek wel gevoerd met de cliënt en of met de ouder. Dit bepaal je als begeleider zelf.
Als er situaties voorkomen waarin er concrete aanwijzingen zijn dat door het voeren van het gesprek de veiligheid van een van de betrokkenen in het geding zou kunnen komen hoef je géén gesprek aan te gaan. Ook kan er van een gesprek worden afgezien als er goede redenen zijn om aan te nemen dat de cliënt zijn/haar contacten met jou zal verbreken waardoor de cliënt uit zicht raakt.
Na de melding
De melding is geen eindpunt. Als je een melding doet moet je (naar mogelijkheid) de cliënt zoveel mogelijk blijven ondersteunen en beschermen. Dit gebeurt wel altijd in overleg met Veilig Thuis.